Cultuur

Religie

Sint Barbara

Sint-Barbara of Barbara van Nicomedië (3de eeuw) was de na de Tweede Wereldoorlog de patroonheilige voor de mijnwerkers. Ze was vooral erg bekend in Limburg en Italië. Ze was de heilige die de arbeiders moest beschermen tegen plotse dood. Ze kozen haar als heilige omdat zij in haar legende een schuilplaats kreeg in een grot. Daarom is ze niet alleen de patroonheilige van de mijnwerkers maar ook van de arbeiders die in de bergen naar goud en zilver gaan zoeken. Beschermen tegen de plotse dood was niet haar enige taak geweest, in de 10de eeuw moest ze de mensen beschermen tegen pest, rampspoed en andere plagen. Sint Barbara wordt elk jaar herdacht op 4 december.[1]

Er schuilt een legende achter Sint-Barbara. Ze was een jong meisje en haar vader was een christenvervolger. Barbara wilde echter wel christen worden en liet zich dopen door een priester die zich voordeed als geneesheer. De vader van Barbara kwam erachter en bedreigde haar. Barbara vluchtte en vond een schuilplaats in een grot die voor haar magisch open ging. Jammer genoeg vond een herder haar waaraan ze het hele verhaal vertelde. Diezelfde herder verraadde haar bij Barbara’s vader.

Barbara werd terug gebracht naar het dorp en werd daar gemarteld en naakt door de straten gesleurd. Voordat haar vader haar ging onthoofden verscheen er een prachtig wit kleed die haar verwonde lichaam bedekte. Barbara is niet van de dood kunnen vluchten.

Zij was niet de enige die de dood niet kon ontvluchten. De avond dat haar vader haar had onthoofd is de vader gestorven door een bliksemschicht en de herder versteende en zijn schapen werden sprinkhanen. [2]

Sint-Barbara is te herkennen aan een paar attributen:

Zo zie je vaak afbeeldingen met de toren en 3 ramen, dit verwijst naar haar kamer waarin ze opgesloten zat. Ze heeft meestal een zwaard, kelk en hostie of een palmtak vast, deze verwijzen naar de martelingen zie ze onderging, de symbolen van een christelijk levenseinde en het teken van eeuwig leven in de heerlijkheid van God. Daarnaast draagt ze vaak een kroon als teken van overwinning op martelaarschap en een boek als teken van wijsheid. In de zuidelijke landen zien we soms het hoofd van haar vader aan haar voeten liggen en een bliksemschicht.[3]

4 december was een groot feest, vele mijnen organiseerden een ceremonie waar de arbeiders, architecten, directie en vele anderen naartoe gingen. Sint-Barbara was voor alle buitenlanders een gemeenschappelijke heilige, de arbeiders verzamelden zich dan ook op 4 december aan hun mijn. Als iedereen er was, gingen ze samen naar de kerk en volgde er een mis. Na de mis kwam het feestelijk gedeelte. Vele liederen werden gezongen, er werd veel gedronken en de vrouwen waren ook welkom. Zelfs de kinderen keken uit naar de 4de december, voor hen was het een extra vrije dag op school.[4]

Op het einde van de mijngeschiedenis veranderde er wat in de mijnen. De Marokkanen en de Turken brachten een nieuw geloof. Deze nieuwe arbeiders vierden niet mee met het feest van Sint-Barbara. Door dit klein verschil ontstonden er al vaak ruzies ondergronds, iedereen was één maar deze nieuwe groep wilde en mocht er niet bij.

Er kwam nieuws uit Rome, het Vaticaanse Concilie ging vele heiligen schrappen waaronder Sint-Barbara. Zij werd niet langer een hoogfeest noch feest genoemd, de 4de december mocht gevierd worden als een vrije gedachtenis. Uiteindelijk verdwenen veel feesten en werden er geen premies meer weggegeven aan de conducteurs. Sommige mijnstreken gaven Sint-Barbara niet op, Eisden geeft tot op de dag van vandaag een plechtige mis voor Sint-Barbara. Na de mis wordt er nog een feestje gegeven op kosten van de parochie. Sint Barbara is geschrapt van de kalender als officiële feestdag.

Nieuwe Religie

In 1963 kwamen er nieuwe arbeiders, deze arbeiders kwamen niet allemaal uit Europa, ze kwamen uit Turkije en Marokko.

De Turken en Marokkanen brachten een nieuwe cultuur mee, een cultuur die totaal onbekend was voor de mijnwerkers uit Limburg. De Turken en Marokkanen zijn immers islamitisch.

De islam is een geloof dat totaal verschillend is van het christendom. Je kunt je wel voorstellen dat de katholieken en de Grieks-orthodoxen het er moeilijk mee hadden.  Er werden vele verhalen verteld over de islamitische rituelen en gebruiken, deze kregen vaak hun eigen leven. [5]Dit merkte je in de mijn maar ook buiten de mijnen. In de mijnen verstonden de Turken en Marokkanen niets van de orders en ze hadden helemaal geen kennis over de werken in de mijn. Daarnaast vierden de Turken en Marokkanen niet mee met het Sint Barbara feest en dit was toch het belangrijkste feest van de mijnwerkers.

De mijnwerkers en hun vrouwen begrepen niet hoe deze mensen leefden. Zo was er bijvoorbeeld het probleem met geld. De mijnwerkers van Turkse en Marokkaanse afkomst verdienden het geld maar het was enkel voor hen, de vrouwen hadden geen recht op dit geld. Dit fenomeen bestaat nog steeds.[6] Ook deze mannen en vrouwen geen varkensvlees, veel logementen hebben zich moeten aanpassen maar al snel kwamen er Turkse en Marokkaanse slagers die het vlees halal bereiden . [7] Halal wil zeggen dat het vlees op een reine manier moet geslacht worden, zo mag het dier bijvoorbeeld het slachtmes niet zien en zeggen de Moslims: Bismillah, Allahoe Akbar. (In naam van God, God is de grootste)

Om het islamitisch volk tegemoet te komen, bouwden de mijnen kleine moskeeën  want iedere mijnwerker moest zich thuis voelen, Eerst werd er gebeden in de achtertuinen van de woningen of in de logementenhuizen. [8] Daarnaast werden er speciale cursussen Nederlands gegeven aan de nieuwe migranten.

 Nieuwe talen

Doorheen de bundel hebben we al gelezen over de verschillende talen die in België gesproken worden. Zo hebben we naast Nederlands, Frans en Duits Italiaans, Turks, Marokkaans,  Grieks, Pools, Portugees en Spaans.

We weten dat de Grieken de enige mensen waren die echt Nederlands wilden leren. Ze waren met weinig dus het was beter dat ze Nederlands leerden. De rest van het nieuwe volk vond het niet zo belangrijk, ze hadden buren die dezelfde taal spraken, enkel in de mijnen was het belangrijk dat de mijnwerkers Nederlands verstonden. Als ze geen Nederlands verstonden dan konden ze geen orders opvolgen en niet voor hunzelf opkomen.[9]

Er waren veel mannen die wat Nederlands konden maar de vrouwen niet. De kinderen kregen Nederlands op school en leefden overdag in een Nederlands milieu, thuis was dat weer anders, daar spraken ze de moedertaal. [10]

Tot de dag van vandaag merken we dat niet iedereen Nederlands kan spreken. Als we op de bus zitten naar Genk of Hasselt dan horen we vaak de jongeren onder elkaar de moedertaal spreken. Daarbij komt nog eens dat het Nederlands vaak gebrekkig is, de jongeren weten niet wanneer ze het juist lidwoord moeten gebruiken, zo heb je bijvoorbeeld: ‘die meisje en die boek’. Dat komt omdat de Turken geen lidwoorden gebruiken in het Turks. De jongeren die het nieuwe dialect spreken, zijn vaak te weinig bezig met Nederlands en dat merken leerkrachten ook op school. Niet alleen op school kan het dialect een probleem vormen. Werkgevers verwachten vaak van de werknemer dat hij het AN beheerst en dat is niet bij de meeste jongeren in de streken van de mijnen.

Door de verschillende culturen bij elkaar te zetten, hebben we een nieuw dialect ontwikkeld. Dit dialect wordt in de volksmond het ‘cités’ genoemd. Je hoort het al, cités, de taal die wordt gesproken in de woonwijken. [11] Wat nu opvalt, is dat niet alleen jongeren van de wijken dat dialect spreken maar ook de jongeren die in de mijnstreken op school gaan.[12]

Sport

Sporten is gezond zeggen ze, maar de kinderen van de mijnwerkers deden aan sport omdat het een leuke hobby was en een moment om alle problemen en het werk aan de kant te zetten.

Met sporten bedoel ik: voetbal. Voetbal was belangrijk in de mijnstreken. Er werden wekelijkst wedstrijden gehouden in de verschillende dorpen. [13]

Elke mijn had zijn voetbalploegje, zo had je de Patro Eisden (foto: in1942),  FC Zwartberg, FC Beringen en Helzold FC[14] maar het voetbalgebeuren van Winterslag en Waterschei zijn toch net iets specialer. [15]

De FC Winterslag ploeg is opgericht in 1923 en in 1946 werd het KFC Winterslag. De K komt van het woord koninklijk. De jongens speelden in rood-zwart en de wedstrijden gingen door op de Noordlaan. De voetballers werden de ‘vieze mannen’ genoemd. [16]

In 1970 werd het belangrijk voor de voetbalspelers, ze speelden vanaf dat jaar in de eerste klasse. In 1980 speelde KFC Winterslag in de UEFA-cup en schakelde daarin het Noorse Bryne FK en het Engelse Arsenal uit.

SV Thor Waterschei deed het ook goed in de voetbalwereld. Thor speelde in de eerste klasse van 1954 tot 1956 en van 1958 tot 1962. In 1960 speelde Thor mee voor de titel in eerste klasse en werd derde. In 1979 bereikte Thor weer de top, ze wonnen de Belgische beker en in 1982 wonnen ze de beker opnieuw. [17]

In 1988 gingen SV Thor Waterschei en KFC Winterslag als één ploeg spelen. Hun nieuwe naam is KRC Genk. In Winterslag kwam dan ook het KRC stadion, je kan het stadion niet vergelijken met het stadion van nu. Het was kleiner en er waren weinig tot geen tribunes. Het nieuwe stadion ligt nu in Waterschei.


Kunst

Schilderkunst

Het eerste schilderij is geschilderd in 1904 door Karel Theunissen. Op het schilderij zien we een vrouw die door het raam kijkt naar mannen met een rode vlag. Hiermee wil Karel Theunissen tonen hoe angstig de burgerij was met al die nieuwe werknemers.

De schilderkunst was ook niet onbekend na de Tweede Wereldoorlog.

Zo schilderde Pierre Cox het schilderrij ‘De Morgenpost’ in 1950. Hij won hiermee de wedstrijd voor beeldende kunsten. ‘De Morgenpost’ gaat over de mijnwerkers die  ‘s morgens als eersten beginnen in de ondergrond.

Het schilderij sluit aan bij het expressionisme[18], dat betekent dat de schilder zijn gevoelens, zijn ervaringen probeert uit te drukken. [19]

Ook Lieven van den Bergh schilderde er op los. Hij maakte een schilderwerk over de ramp en Zwartberg rond 1960. Als een gekruisigde Christus-figuur staat een mijnwerker centraal, met op de achtergrond vier andere mijnwerkers en het silhouet van een mijnlandschap. [20]

Monumenten

In de zomer van 2005 vond in het cultureel centrum De Velinx van Tongeren een tentoonstelling over kunstwerken op Limburgse rotondes plaats. Deze tentoonstelling stond als teken voor de Limburgers en hun kracht om van onontgonnen land van iets te voorzien.  Sommige van de momenten zijn nieuw maar andere zijn weer wat ouder.

Het eerste monument staat in Oostham, het is een meterhoge mijnlamp op een rotonde.

In Winterslag vind je de mijnwerker van Raf Mailleux aan de Margaretha Laan. In Zolder staan weer drie andere mijnwerkers gemaakt door Emile Voeten.  Wat heel erg veel voorkomt zijn de mijnwagentjes die de dag van vandaag benut worden als bloemenperken.

Toch vinden we gedenktekens van de jaren ‘50 terug in As, Genk en Eisden. Deze gedenktekens zijn voor André Dumont. 

De mijnwerkers die gebeeldhouwd zijn, zijn vaak hetzelfde. Ze worden als helden bekeken: ze zien er sterk uit, zeer atletisch, kortom ze zien er als stoere binken uit. Door dit beeld kwamen er toch wel tegen reacties. Zo bouwde Lieve Schols een levengroot beeld van een mijnwerker die zich door een smalle mijngang wurmt. Mensen moeten weten dat het werk in de mijnen heel erg zwaar en gevaarlijk was. [21]

Er zijn nog meer monumenten van de mijnwerkers en het verleden. De monumenten zijn verspreid in de zeven mijngebieden en hun tuinwijken.

Halve Frank

Van 1952 tot 2002 stond er op de halve Frank, het rosse muntje, het hoofd van een mijnwerker. De man op het muntje kijkt naar links en hij draagt een lederen helm. Rechts van zijn hoofd is een bezinelamp geslagen.

De munt werd geslagen met een mijnwerkershoofd omdat de mijnen zorgden voor de welvaart in België. De man die de munt ontworp was Marcel Rau. [22]

Er zijn vele discussies over wie model heeft gestaan voor het hoofd van de munt. Vele denken een zekere Louis Delplancq maar dat is niet zeker. [23]

Literatuur

Literatuur mag zeker niet ontbreken. Er werden heel was documentatieboeken over de mijnen geschreven.[24][25]

We kunnen boeken vinden over het leven onder de grond zoals het boek ‘De mijnen’. Maar we vinden ook documentatie over de cités en logementen zoals het boek ‘Op logement’. [26]

Romannetjes over de Limburgse Mijnen zijn er niet. We vinden verhalen over de mijnen in Nederland, Engeland en Wallonië. Het boek ‘Germinal’ van Emile Zola is een van de boeken over de Waalse mijnen. Het boek gaat over het mijnwerkersleven en de barre omstandigheden.[27] Voordat Emile het boek kon schrijven moest hij eerst heel wat onderzoek doen, hij bestudeerde de werking van de mijn daarom erg zorgvuldig.

Als laatste heb ik een verrassing voor jullie. Zelfs ‘Suske en Wiske’ hebben een strip die gaat over de mijnwerkers. De strip heet ‘De mysterieuze mijn’, de mijnwerkers worden er heldhaftig in voorgesteld, mannen die hun leven zullen laten voor anderen. [28]

Musea

Beringen  heeft het echte mijnmuseum.  Beringen stelt het  Mijn verhaal-spel voor, dit spel is opgericht voor gezinnen, groepsbezoeken en scholen. [29] Op 27 april houdt Beringen elk jaar ‘Erfgoeddag’. Die dag houdt in dat er een mooie wandeling wordt gemaakt, er zijn lezingen en tentoonstellingen rond de mijn. [30]

In Winterslag kan je de bovenbouw verkennen. Je kunt er de grote machines zien en er is een tentoonstelling met foto’s van de mijnen en de technologie die gebruikt werd.[31]  De onderbouw wordt in Winterslag ook open gesteld voor bezoekers, je moet goed weten dat je geen 600 meter de grond in gaat maar eerder 6 meter. Je kan in Winterslag ook helemaal omhoog, je gaat met de schachtbok 60 meter de lucht in.

In waterschei en Zwartberg is het weer wat anders, daar geven ze rondleidingen door een ex-mijnwerkers. Hij kan de verschillende kleine details geven die enkel een mijnwerker kan geven. Hij geeft je informatie over de bovenbouw, de machines die gebruikt werden en zijn eigenervaringen.[32] In Zwartberg brengen ze je ook naar de directeursvilla met daarnaast de zoo, die tot 1998 bestond, en de Sint-Albertuskerk.

Eisden doet ook mee aan rondleidingen, zo kun je in Eisden een wandeling maken door de tuinwijken en een bezoek brengen aan een mijnwerkerswoning. Daarnaast kun je er een bezoekje brengen aan een moskee. [33]

De mijn van Zolder is niet anders dan de andere mijnen, ook daar worden rondleidingen gegeven. Zo ga je een bezoek brengen aan het mijngebouw en leer je over het gebouw met zijn oude maar ook nieuwe functies. Je kunt er een wandeling maken op het steenstort, dit steenstort is een reservaat. [34]

Houthalen is de laatste mijn maar ook zij heeft haar charme. Je kunt de mijn bezoeken om te gaan kijken naar het mijnmuseum ‘Ons mijnverleden’. Deze collectie was tot 2012 van Jean de Schutter, hij deed afstand en gaf de collectie in de handen van de Heemkring de Klonkviool. De collectie bevat verschillende machines, kabels, boeken, oude foto’s en beelden met hun eigen verhaal.[35]

 Muziek

Muziek was goed voor het imago, overal in de mijnregio’s werden er muziekverenigingen opgericht.[36] Muziek was ook de uitlaatklep voor de gezinnen van de mijn.[37] Er werden veel groepjes opgericht en later, rond 1970, werden zonen van de mijnwerkers een DJ. [38] In cafés werden optredens gegeven maar ook bij de bijeenkomsten van verenigingen. Sommigen van de muziekanten zijn bekend geworden.

Rocco Granata is een Italiaanse man die op zijn tiende naar België kwam met zijn moeder en zusje. Zijn vader was een jaar eerder naar Limburg gekomen om te werken in de mijnen. Rocco Granata werd 20 jaar en speelde in een bandje ‘The international Quintet’, hij was de zanger en hij speelde accordeon.[39] Het bandje wilde graag een liedje uitbrengen, dit ging heel moeizaam. De jongens besloten om zelf hun liedje ‘MARINA’ op te nemen en ze verkochten 300 platen. Daarna lieten de cafébazen de liedjes draaien in de jukebox, een klein wonder gebeurde: iedereen wilde het liedje ‘MARINA’ hebben. Het liedje werd een wereldhit.[40]  Hij maakte nog liedjes en hij werd gevraagd om in films rolletjes te spelen waarbij hij dan muziek moest spelen. Hij werd uitgenodigd om te spelen op het bekendste Festival; San Remo.[41]

Naast Rocco Granata hebben we Adamo, Adamo is een Italiaan die als kind naar België kwam. Het verschil tussen hem en Rocco Granata is dat Adamo in Wallonië woonde. Adamo leerde Frans, hij leerde behoorlijke snel, dat was ook zo met zijn gitaar. Adamo ging in 1955 bij het koor in het lokale kerkje. Hij werd dadelijk opgemerkt als goede zanger. Adamo had het geluk dat zijn vader in hem geloofde, de vader van Adamo kon niet meer werken in de mijnen en besteedde al zijn tijd aan Adamo. Adamo schreef zijn eigen liedjes en deed mee aan wedstrijden, hij verkreeg zijn platencontract. Koningin Paola hoorde zijn liedjes en ze heeft hem uitgenodigd om op te treden in het koninklijk paleis. [42] Adamo geeft op de dag van vandaag nog steeds optredens.

We mogen zeker en vast niet onze winnares van het Eurosong festival in 1986 vergeten. Sandra Kim is een Waalse vrouw maar haar routes liggen in Napels. Sandra Kim haar echte naam is Sandra Caldarone. [43] We kennen allemaal haar liedje: ‘J’aime la vie’, daarmee won ze ook het Eurosongfestival.

Film

In 2014 kwam de film: ‘MARINA’ uit, je kunt al raden over wie de film gaat. De film gaat over Rocco Granata en zijn leven. De film is geproduceerd door Stijn Coninx en Rocco Granata wordt gespeeld door Matteo Simoni.[44]

Als tweede vind je films over de mijnwerkers, dit zijn dus documentaires. De serie ‘Les mines, de mijnen, the mines’, is een documentaire van 14 films gemaakt in 2012. De films vertellen over de belangrijkste mijnen van België. [45] Daarnaast wordt er verteld over de reclame die de mijnen maakten om nieuwe rekruten te verkrijgen en hoe het werk in de mijnen er aan toe ging.[46]

Nog wat jaren terug, in 1912, werd er de film ‘Au pays des ténèbres’ uitgebracht . De film is een Franse film gebaseerd op het boek: ‘Germinal’ van Emile Zola. Het verhaal gaat over de ongevallen en het drama van de mijnen. De film werd vooral opgenomen in Charleroi. [47]

De films worden gemaakt om twee verschillende redenen: ze brengen ons informatie over de mijnen of ze willen ons entertainen met een leuk romantisch verhaal zoals ‘MARINA’. Toch blijft er geschiedenis voorkomen in het romantisch verhaal. 



[1] Haenen, M., Wintmolders, E.,( interview), 30/04/2014

[2] Ciranni,M., Feest van Sint-Barbara, internet, 30/04/2014 (https://www.hbvl.be/limburg/genk/feest-van-sint-barbara-blikt-terug-op-het-mijnleven.aspx)

N.N., Sint-Barbara, internet, 30/04/2014  (https://nl.wikipedia.org/wiki/Barbara_van_Nicomedi%C3%AB)       

[3] KOHLBACKER, J., De koolputters, Deel 3: Sint-Barbara, Waanders, 2005, 21 pagina’s

 

[4] Haenen, M., Wintmolders, E.,( interview), 30/04/2014

[5] KOHLBACHER,J.,De koolputters, Deel 6:Migranten, Waanders, 2005, p 148

[6] Haenen, M., Wintmolders, E.,( interview), 30/04/2014

[8] KOHLBACHER,J.,De koolputters, Deel 6:Migranten, Waanders, 2005, p 150

[9] KOHLBACHER,J.,De koolputters, Deel 6:Migranten, Waanders, 2005, p 144

[10] Haenen, M., Wintmolders, E., Noè, A.,( interview), 30/04/2014

[11] StampMedia, Dialect in Genk, Internet, 29/04/2014  (https://www.youtube.com/watch?v=rpyz5NVVXCI&gl=BE)

[12] N.N., Genks Dialect, Het belang van Limburg, 31/01/2009, internet, 29/04/2014 (https://www.hbvl.be/limburg/genk/mi-jo-wat-een-sjikke-prijzen-video.aspx)

[13] Haenen, M., Wintmolders, E., Szymczak, G. ( interview), 30/04/2014

[14] Beyers, L, De koolputters, deel 14: Verenigingsleven p 325-326

[15] N.N., KRC Genk, internet, 27/04/2014 (https://nl.wikipedia.org/wiki/KRC_Genk

[16] N.N., KRC Genk, internet, 27/04/2014 (https://nl.wikipedia.org/wiki/KRC_Genk)

[17] Beyers, L, De koolputters, deel 14: Verenigingsleven p 336-337

[18] Veel kleuren en vormen

[19] Defoort, H., Expressionisme, internet, 06/04/2014  (https://users.telenet.be/websthetica/estheticalessen/expressionisme2.pdf )

[20] Minten, L, De koolputters, deel 9: Beeldvorming, p 412

[21] Minten, L, De koolputters, deel 9: Beeldvorming, p 408

 

[22] De Mathauwer, L., De halve Frank, internet, 07/04/2014  (https://www.nbbmuseum.be/nl/2011/01/the-last-half-franc-coin.htm)

[23] Minten, L, De koolputters, deel 9: Beeldvorming, p 405

[24] Boeken;

Wind,I, De verdwenen Limburgse mijnen, augustus 2013

Knotter, A, Mijnwerkers in Limburg, november 2012

Van den Boogard, J, Onder de rook van de mijn, april 2011

Martens, E, Les mines, de mijnen, the mines, mei 2012

Kusters, W, In en onder het dorp, november 2012

[27] N.N., Germinal, internet, 07/047/2014  (https://nl.wikipedia.org/wiki/Germinal_(roman))

[28] Minten, L, De koolputters, deel 9: Beeldvorming, p 410

[29] Zelfonderzoek: PXL samenkomst

[30] N.N., mijn museum, internet, 26/03/2014 (https://mijnmuseum.be/)

[31] Zelfonderzoek: bezoek Mijn Winterslag

[33] N.N., Mijngebouw Maasmechelen, internet, 26/03/2014 (https://www.toerismemaasmechelen.be/Dagtrips)

[34] N.N., Mijngebouw Zolder, internet, 26/03/2014  (https://toerisme.heusden-zolder.be/product.aspx?id=1550)

[36] Beyers, L, De koolputters, deel 14: Verenigingsleven p 327

[37] Haenen, M., Wintmolders, E., Noè, A.,( interview), 30/04/2014

[38] Haenen, M., Wintmolders, E., Noè, A.,( interview), 30/04/2014

[39] N.N., Rocco Granata, internet, 25/03/2014 (https://www.roccogranata.be/nl/biografie.htm)

[40] N.N., Rocco Granata, internet, 25/03/2014 (https://www.roccogranata.be/nl/biografie.htm)

[41] N.N., Rocco Granata, internet, 25/03/2014 (https://www.roccogranata.be/nl/biografie.htm)

[42] N.N., Adama, internet, 25/03/2014 (https://www.adamosalvatore.com/?page_id=2&lang=en)

[43] N.N., Sandra Kim, internet, 25/03/2014 (https://blogimages.bloggen.be/guidoenyvette/attach/68727.pdf)

[44] N.N., MARINA, internet, 25/04/2014 (https://www.marinafilm.be/nl/home/)

[45] N.N, 14 Films over de Belgische steenkoolmijnen, internet, 25/04/2014 (https://www.heemkunde-vlaanderen.be/14-films-over-de-belgische-steenkoolmijnen/)

[47] N.N, Au pays des ténèbres, internet, 25/04/2014 (https://fr.wikipedia.org/wiki/Au_pays_des_t%C3%A9n%C3%A8bres)